Beëindiging van een agentuurovereenkomst

bureau Brandeis
28 mrt 2016

Hoe beëindig je een agentuurovereenkomst? Dat gaat zo maar niet. Artikel 428 lid 1 boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (‘BW’) geeft de definitie van de agentuurovereenkomst: De agentuurovereenkomst is een overeenkomst waarbij de ene partij, de principaal, aan de andere partij, de handelsagent, opdraagt, en deze zich verbindt, voor een bepaalde of onbepaalde tijd en tegen beloning bij de totstandkoming van overeenkomsten bemiddeling te verlenen, en deze eventueel op naam en voor rekening van de principaal te sluiten zonder aan deze ondergeschikt te zijn.

De wet schrijft speciale regels voor met betrekking tot het beëindigen van een agentuurovereenkomst. De opzegging is namelijk aan voorwaarden verbonden, welke ook volgen uit rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie en de Agentuurrichtlijn.[1]

Opzegtermijn van de agentuurovereenkomst

Bijzonder aan de agentuurovereenkomst is dat in beginsel (behoudens uitzonderingen als bepaald in artikel 7:422 lid 4 BW) altijd een vergoeding moet worden betaald bij opzegging.

De opzegtermijn die in ogenschouw moet worden genomen is afhankelijk van de duur van de overeenkomst. Hoe langer de looptijd van de overeenkomst des te langer de opzegtermijn die bij de opzegging in acht moet worden genomen. Daarnaast is van belang of van te voren een opzegtermijn is overeengekomen. Indien dit niet het geval is, vallen partijen terug op de wettelijke regeling. Artikel 7:437 BW geeft de opzegtermijnen van de agentuurovereenkomst. De wetgever gaat er vanuit dat er geen mogelijkheid bestaat tot eenzijdige opzegging in geval van een overeenkomst voor bepaalde tijd waarin niet is voorzien in het recht van tussentijdse opzegging.[2]

Indien er geen opzegtermijn is overeengekomen tussen partijen dan geldt een termijn van minimaal vier maanden. De wettelijke termijn bedraagt vijf maanden als de overeenkomst drie jaar heeft gelopen en zes maanden als de overeenkomst zes jaar of langer heeft gelopen.

Naast de wettelijke termijnen, gelden er ook minimumtermijnen indien wel in de opzegtermijn is voorzien. De minimum opzegtermijn is ook afhankelijk van de duur van de overeenkomst. De opzegtermijn dient minimaal één maand te zijn na een looptijd van één jaar of korter en twee maanden na een looptijd van meer dan één jaar en minder dan twee jaar. Dit loopt op tot een opzegtermijn van zes maanden bij de looptijd van een overeenkomst van 6 jaar of langer.

Hoewel een agentuurovereenkomst eenzijdig rechtsgeldig kan worden opgezegd, spelen de regels met betrekking tot vergoedingen bij beëindiging van de agentuurovereenkomsten een belangrijke rol.

Vaststellen klantenvergoeding bij beëindiging agentuurovereenkomst in drie fasen

Volgens artikel 17 van de Agentuurrichtlijn dienen de lidstaten de nodige maatregelen te nemen om te bewerkstelligen dat de agent, na de beëindiging van de overeenkomst, vergoeding of herstel krijgt. Dit wordt verder uitgewerkt in de leden 2 en 3 van artikel 17.

De vergoeding wordt toegekend aan de agent indien deze de principaal nieuwe klanten heeft aangebracht of de transacties met bestaande klanten aanzienlijk heeft uitgebreid en de transacties met deze klanten de principaal nog aanzienlijke voordelen opleveren. Recht op herstel is er indien de agent nadeel ondervindt door de beëindiging van de overeenkomst doordat de agent niet de provisies krijgt die hij bij normale uitvoering van de overeenkomst zou hebben ontvangen, waardoor de principaal een aanzienlijk voordeel geniet van de activiteiten van de agent en/of de agent niet de kosten en uitgaven kan dekken die hij op advies van de principaal ten behoeve van de uitvoering van de overeenkomst op zich heeft genomen.

De vergoeding die door de principaal moet worden betaald aan de agent dient in drie fasen te worden vastgesteld.[3] Deze klantenvergoeding is vervat in artikel 7:442 BW. De drie fasen ter vaststelling van de hoogte van de klantenvergoeding zijn de volgende. Ten eerste moeten de provisieverliezen worden berekend. Dit gebeurt aan de hand van het kwantificeren van de voordelen die transacties met de door de agent aangebrachte klanten de principaal opleveren. Ten tweede is er een billijkheidscorrectie, welke een zwaarwegende factor is bij het bepalen van het recht van de handelsagent op een klantenvergoeding. Hierbij kan gedacht worden aan de omstandigheden en gronden voor het beëindigen van de overeenkomst en de vraag of de agent nog andere agenturen heeft. Ten slotte dient de klantenvergoeding te worden getoetst aan het plafond (fase 3). Het plafond is een vergoeding die maximaal de beloning is van één jaar. Dit plafond wordt berekend naar het gemiddelde over de laatste (maximaal vijf) jaren.

De advocaten van bureau Brandeis staan regelmatig cliënten bij in disputen over de beëindiging van de agentuurovereenkomst.

 

[1] Richtlijn 86/653/EEG van de Raad van 18 december 1986 inzake de coördinatie van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake zelfstandige handelsagenten.

[2] Zie tekst en commentaar bij artikel 7:437 lid 1 BW.

[3] HR 2 november 2012, zaak C-11/01488 LJN BW 9865 (T-Mobiel Netherlands/agenten)

Naar
boven