Hoger beroep Zwarte Piet

Christiaan Alberdingk Thijm
05 sep 2014

Afgelopen donderdag 4 september zijn namens Zwarte Piet hoger beroepsgronden ingediend tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 juli 2014.

De rechtbank oordeelde in haar uitspraak dat Zwarte Piet een “negatieve stereotypering is van zwarte mensen”. Daardoor zou Zwarte Piet inbreuk maken op hun privéleven zoals dat wordt beschermd door artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De uitspraak volgde op het bezwaar dat was gemaakt tegen de vergunningverlening voor de Sinterklaas intocht in Amsterdam door burgemeester Van der Laan. De eisers betoogden in die zaak dat Zwarte Piet een racistisch fenomeen is.

Stichting het Pietengilde behartigt de belangen van iedereen in Nederland en Vlaanderen die tijdens het Sinterklaasfeest de rol van Zwarte Piet wenst te vertolken. Zwarte Piet is naar de overtuiging van het Pietengilde geen racistisch fenomeen en de stichting kan zich dan ook niet verenigen met het oordeel van de Amsterdamse rechtbank. Zwarte Piet komt volgens het Pietengilde voort uit voorchristelijke, Germaanse tradities en gebruiken. Hij stamt uit een tijd van ver voor het slavernijverleden en het kolonialisme. Door het onjuiste oordeel van de rechtbank worden alle Zwarte Pieten vertolkers nu ernstig beperkt in hun vrijheid van expressie, beschermd door artikel 10 van het EVRM. Nederland dreigt bovendien een geliefd onderdeel van haar cultureel erfgoed kwijt te raken.

Douwe Linders van bureau Brandeis staat het Pietengilde bij in het hoger beroep bij de Raad van State. De beroepsgronden zijn hier te lezen.

 

Naar
boven