De dwangsom

Marije Hazenberg
24 feb 2016

Gelijk hebben is goed, gelijk krijgen is beter, maar je gelijk kunnen effecturen is het beste. Het komt in de praktijk geregeld voor dat een partij een rechterlijke veroordeling negeert en niet nakomt. Een dwangsom is een indirect executiemiddel dat dient als prikkel om alsnog aan de hoofdveroordeling te voldoen. Een rechter kan op vordering van een partij dwangsommen opleggen, naast de hoofdveroordeling, voor het geval dat aan de hoofdveroordeling niet wordt voldaan. De dwangsom is het bedrag dat degene moet betalen bovenop de hoofdveroordeling. Een rechter kan dwangsommen niet los van de hoofdveroordeling opleggen. De dwangsommen hebben derhalve een accessoir karakter.

De dwangsom is geregeld in artikel 611a ev. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (“Rv”).

Geen dwangsom bij geldsomvordering

Dwangsommen kunnen niet worden opgelegd ten aanzien van een vordering tot betaling van een geldsom. Achterliggende gedachte is dat voor de betaling van een geldsom andere (executie) middelen bestaan om de vordering te incasseren, zoals verhaalsbeslag en betaling van wettelijke rente.

Dwangsommen kunnen echter wel worden opgelegd ten aanzien van een veroordeling van een geldsom als die veroordeling niet het hoofdbestanddeel van de veroordeling betreft of als de veroordeling bestaat uit betaling aan een derde.[1]

Daarnaast zijn er nog een paar andere uitzonderingen waarin geen dwangsom kan worden opgelegd, zoals ter sanctionering van niet nakoming van een arbeidsverplichting van de werknemer of omdat de aard van de verplichting zich er tegen verzet. Dit is bijvoorbeeld het geval als iemand vanwege zijn geestesgesteldheid ongevoelig is voor een dergelijke prikkel tot nakoming.[2]

Verbeuren

Als de partij die de dwangsom opgelegd heeft gekregen niet aan de veroordeling voldoet of een verbod overtreedt, dan kan de wederpartij de dwangsom opeisen. Dit noemen we het verbeuren van een dwangsom. Dwangsommen kunnen pas worden verbeurd na de betekening van de uitspraak waarin de dwangsom is vastgesteld. De verbeurde dwangsom komt aan de partij die veroordeling heeft gekregen.[3]

Toch zijn er ook situaties waarin een veroordeling wordt overtreden, maar dat de daaraan verbonden dwangsom toch niet verbeurd is. Bijvoorbeeld als de overtreding slechts van zeer geringe betekenis is, of als de partij die dwangsom opgelegd heeft gekregen door overmacht niet aan de veroordeling kan voldoen.

Verjaring 

Dwangsommen hebben een afwijkende korte verjaringstermijn. Dwangsommen verjaren door verloop van zes maanden na de eerste dag waarop zij verbeurd is. De verjaring van een dwangsom kan worden gestuit door een schriftelijke aanmaning of mededeling aan de schuldenaar waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt.

De in beginsel korte verjaringstermijn is gekozen ter voorkoming van dat de schuldeiser door stilzitten dwangsommen ongelimiteerd zou kunnen laten oplopen.

Executie en inning

Dwangsommen kunnen worden uitgewonnen krachtens de titel waarbij zij is vastgesteld. Degene die de dwangsommen toegewezen heeft gekregen, moet stellen en bewijzen dat de dwangsommen zijn verbeurd. Indien de partij die de dwangsom opgelegd heeft gekregen van mening is dat de uitwinning onterecht is omdat de dwangsommen in zijn ogen niet zijn verbeurd, bijvoorbeeld omdat een door de rechter opgelegd verbod niet is overtreden, dan kan deze partij een kort geding (executiegeschil) starten.

De advocaten van bureau Brandeis zijn zeer ervaren op het gebied van het kort geding, waaronder executiegeschillen. De advocaten van bureau Brandeis staan zowel partijen en ondernemingen bij die worden geconfronteerd met opgelegde dwangsommen of partijen en ondernemingen die dwangsommen willen executeren.

 

 

[1] Hoge Raad 9 april 1949, NJ 1950/595 (Houtappel/Hoofdgroep`Verzekering’) en BenGH 9 juli 1981, NJ 1982/190 (Geers/Scholten).

[2] Zie T&C artikel 611a Rv.

[3] Artikel 611c Rv.

Naar
boven