Bovennatuurlijke magische vrouwelijke verschijningen met een negatieve connotatie

bureau Brandeis
19 apr 2017

Onlangs heeft het Hof Den Haag een interessante uitspraak gewezen in de zaak tussen Levola en Fanofinefood (hierna verder: FFF).[1] Levola is de maker van Heksenkaas: een smeerdip met roomkaas en verse kruiden. Voor haar smeerdip heeft Levola in 2010 het woordmerk Heksenkaas ingeschreven. Concurrent FFF brengt ook een smeerdip op de markt en wel onder de naam Witte Wievenkaas. FFF heeft in 2015 voor die naam een merkdepot verricht.

Overeenstemmende merken

Levola heeft tegen de inschrijving van het merk Witte Wievenkaas bezwaar gemaakt. Zij meent dat door dit merk, in vergelijking met haar eigen merk Heksenkaas verwarring bij het publiek kan ontstaan. Wil van verwarring sprake kunnen zijn dan zal vastgesteld moeten worden dat sprake is van overeenstemmende merken. Daarvan is sprake indien de merken visueel, auditief of begripsmatig met elkaar overeenstemmen, waarbij de dominerende bestanddelen van de merken doorslaggevend zijn.

Het hof Den Haag is van oordeel dat het bestanddeel Heksen en het bestanddeel Witte Wieven het meest dominerend zijn. Het hof is van mening dat hoewel de visuele en auditieve gelijkenis tussen beide merken gering is, er toch sprake is van overeenstemmende merken. Er is volgens het hof namelijk sprake van begripsmatige overeenstemming. De begripsinhoud van de woorden wit wief ligt “zo dicht tegen bij de hiervoor vermelde begripsinhoud van het begrip “heks” dat ook dan sprake is van begripsmatige overeenstemming: beide zijn immers bovennatuurlijke magische vrouwelijke verschijningen met een negatieve connotatie, hetgeen een zodanig bijzondere categorie wezens/verschijnselen is dat ook dan sprake is van begripsmatige overeenstemming omdat het publiek zowel de heks als het witte wief zal zien als behorend tot die uitzonderlijke categorie”.

Begripsmatige overeenstemming

Gelet op deze begripsmatige overeenstemming tussen beide merken en de omstandigheid dat sprake is van identieke producten, acht het hof verwarringsgevaar aanwezig. Dit – aldus het hof – geldt te meer: “vanwege de uniciteit van het merk, in die zin dat, zoals Levola onbetwist heeft gesteld, in de onderhavige klassen geen andere producten bestonden waarbij als merk een combinatie wordt gebruikt van een beschrijvende aanduiding en een fictief wezen”

De uitspraak van het hof Den Haag maakt duidelijk dat het bij het kiezen van een merk oppassen geblazen is. Het is verstandig daar goed over na te denken, waarbij niet alleen rekening gehouden moet worden met de visuele en auditieve aspecten van het merk, maar ook met de begripsmatige aspecten. De advocaten van bureau Brandeis zijn gespecialiseerd in het merkenrecht en helpen u graag verder bij de keuze van uw merknaam.

[1] Hof den Haag 28 februari 2017, IEF 16623 (Levola/Fanofinefood).

Naar
boven